Paaszaterdag. Noortje speelt met de muziek aan in de kamer. Ze brengt met een busje de playmobiel poppetjes één voor één naar school. Heerlijk hoe ze zo zelf kan spelen. Vooral in de ochtend kan ze dat prima. Ik ben in de keuken het ontbijt aan het maken. Mijmerend kijk ik de tuin in. Het beloofd een redelijk mooie dag te worden. De natuur is klaar voor de lente. De bomen en struiken zitten in de knop, het gras mag voor het eerst weer gemaaid. Heerlijk we gaan de goede tijd in. Het ontbijt is klaar en samen gaan we aan tafel. Er zit smeerworst in plaats van smeerkaas op Noortjes boterham. Ach heeft mama het verkeerde erop gedaan. Op zich geen ramp, ze lust het allebei prima. Maar ik zeg eigenlijk automatisch: “sorry schat, mama heeft smeerworst erop gedaan”. Ze kijkt me aan, pakt me bij de hand en ik moet mee. We hebben de afspraak onder het eten niet van tafel te gaan, maar ik voel iets broeien en ben te nieuwsgierig naar wat komen gaat. We lopen langs de tafel richting de deur naar de hal. “Waar moet mama mee….” mijn zin wordt onderbroken door mijn eigen gedachten. Het zal toch niet? Wat nu in me opkomt, zal toch niet werkelijk waar zijn? Maar ja hoor, de deur gaat open en ik moet op de trap gaan zitten. Ze gaat voor me staan, één hand in de zij, de wijsvinger van de andere hand in de lucht (wat had ik hier graag een foto of filmpje van gemaakt, maar helaas) “en klaar nu!” zegt ze met luide stem. Ik weet even niet hoe ik hier pedagogisch op moet reageren, dus ik laat het maar gebeuren. Ik moet heel veel moeite doen om niet keihard te lachen, maar ik wil haar niet uitlachen, dus ik hou me zo goed mogelijk in. Er komt nog een hele reprimande van Noortje, die ik helaas niet goed kan verstaan, dan loopt ze de kamer in en valt de deur in het slot. Daar zit ik dan, alleen op de trap. Ze kan me zien door de ramen en ik sla de handen voor mijn gezicht. Zelf moet ze op de trap zitten als ze niet luistert. Als ze dan terug de kamer inkomt moet ze sorry zeggen. Door mijn woordje sorry bij de boterham, heb ik waarschijnlijk iets bij haar getriggerd. Ik moet zo hard lachen, maar wil niet dat ze het ziet. De deur gaat open en ik mag er weer in. Ik hoef geen sorry meer te zeggen, dat valt dan weer mee. We gaan weer aan tafel. Ik voel niet de behoefte haar uit te leggen dat dit niet helemaal de bedoeling is van straf. Volgens mij snapt ze dat donders goed. Ik besluit als het vaker gaat gebeuren dat ik erop in zal gaan. Nu geef ik haar een knuffel en zegt “eet smakelijk meis, geniet van je boterham met smeerwo..uh smeerkaas, whatever!
Geef een antwoord